Forfaitair 2013/232 - M.L. Schippers LLB (masterstudent Fiscaal Recht)
Grensoverschrijdende
activiteiten kenmerken de hedendaagse onderneming. De in een groot
aantal landen opererende multinational, maar ook de kaasboer die met
zijn kar langs Europese markten rijdt, komt in aanraking met de fiscale
regelgeving van diverse landen. Op het moment dat een in land A
gevestigde onderneming activiteiten ontplooit in land B, kan daartoe in
dat land een dochtermaatschappij worden opgericht. Indien geen
(dochter)vennootschap wordt opgericht, rijst de vraag of de in dat land
verrichte activiteiten zijn aan te merken als een vaste inrichting. Het
antwoord op deze vraag kan van belang zijn voor een groot aantal
heffingen, zoals de importheffingen, de inkomstenbelasting, de
loonbelasting, de vennootschapsbelasting en de omzetbelasting.In
dit artikel onderzoek ik de fiscale aspecten rondom de vaste inrichting
en richt ik mij op een vergelijking tussen de vennootschapsbelasting en
de omzetbelasting. Aangezien de omzetbelasting van zowel lichamen als
natuurlijke personen wordt geheven en de vennootschapsbelasting beperkt
is tot lichamen, beperk ik mij ook voor de omzetbelasting tot de
belastingheffing van lichamen.
No comments:
Post a Comment