Thursday 8 September 2011

Prejudiciële vragen aan de belastingkamer van de Hoge Raad?

WFR 2011/1093 - Prof. dr. J.J.M. Jansen 

De toegang tot de rechter staat de laatste jaren volop ter discussie. Deze discussie heeft een extra impuls gekregen door de publicatie van het concept-wetsvoorstel kostendekkende griffierechten. Verder is op dit moment bij de Tweede Kamer aanhangig het wetsvoorstel versterking cassatierechtspraak. In dit wetsvoorstel is de mogelijkheid neergelegd tot niet-ontvankelijkverklaring van een cassatieberoep aan het begin van een procedure (art. 80a Wet RO).
Discussie over de toegang tot de Hoge Raad ontstond ook in 2008 naar aanleiding van het rapport van de Commissie normstellende rol Hoge Raad centraal (hierna: commissie-Hammerstein). De commissie-Hammerstein kreeg als opdracht: te komen tot voorstellen om de normstellende rol van de Hoge Raad te versterken. De commissie diende onder andere te onderzoeken of het huidige stelsel waarin de cassatierechter door zijn arresten zowel rechtsbescherming in het individuele geval, als rechtseenheid en rechtsvorming tracht te bereiken nog voldoet. Tevens diende de commissie te adviseren over oplossingen van de in dit verband gesignaleerde, dan wel nog te signaleren problemen.
Eén van de voorstellen van de commissie-Hammerstein is het onderzoeken van de mogelijkheid van prejudiciële vragen. Dit houdt in dat de feitenrechter aan de Hoge Raad een rechtsvraag kan voorleggen. De commissie-Hammerstein onderkent drie voordelen van deze procedurele mogelijkheid:
1
Het oordeel van de cassatierechter behoeft niet te wachten op een ‘gewone’ procedure in cassatie. De feitenrechter kan reeds op grond van het antwoord op de gestelde vraag de zaak beoordelen.
2
Er wordt tijdwinst geboekt.
3
De Hoge Raad raakt nauwer betrokken bij en wordt relevanter voor de feitenrechters door een belangrijke positie in te nemen bij de terecht verlangde harmonisatie en rechtseenheid.
Inmiddels zijn we ruim drie jaar verder en is er bij de Tweede Kamer een wetsvoorstel aanhangig over de invoering van de mogelijkheid tot het stellen van prejudiciële vragen aan de civiele kamer van de Hoge Raad. Zoals uit deze titel al blijkt, geldt het wetsvoorstel niet voor het strafrecht en het belastingrecht.
In deze bijdrage bespreek ik in het kort de belangrijkste aspecten van het wetsvoorstel (onderdeel 3) en vervolgens ga ik in op de vraag of het stellen van prejudiciële vragen ook wenselijk is voor het belastingrecht (onderdeel 4). In onderdeel 2 besteed ik eerst kort aandacht aan de werkstromen bij de Hoge Raad.

No comments:

Post a Comment