In het fiscaal bestuursrecht kan een belanghebbende
gebruikmaken van alle mogelijke bewijsmiddelen om zijn stellingen
aannemelijk te maken. Daaronder valt tevens het getuigenbewijs. De
belanghebbende kan schriftelijke verklaringen van een getuige inbrengen,
de beoogde getuige meebrengen ter zitting of hem oproepen aldaar te
verschijnen. Ook kan hij getuigenbewijs als voorwaardelijk bewijs
aanbieden.De belastingrechter dient de opgeroepen en verschenen of
meegebrachte getuige in beginsel te horen. Slechts in uitzonderlijke
gevallen mag hij van horen afzien. Indien een getuige wel door de
belanghebbende is opgeroepen, maar niet is verschenen, bepaalt de wet
dat de rechter deze getuige kan oproepen. Slechts door een enkel arrest
van de Hoge Raad is aan dit vereiste nadere invulling gegeven. Het is
echter de vraag of dit dé maatstaf is die een belastingrechter in elk
van de voorkomende gevallen dient aan te leggen. In deze publicatie
proberen wij op deze vraag een antwoord te vinden. Het belang hiervan
schuilt in het gegeven dat getuigenbewijs een belangrijke bijdrage kan
leveren aan de onderbouwing van een door een belanghebbende ingenomen
standpunt.
Allereerst zetten wij uiteen welke (algemene) eisen worden
gesteld aan het doen van een getuigenaanbod (par. 1). Voorts bespreken
wij de randvoorwaarden uit de jurisprudentie waarbinnen de rechter
voorbij mag gaan aan het horen van een opgeroepen en verschenen of
meegebrachte getuige (par. 2.1) en een opgeroepen maar niet verschenen
getuige (par. 2.2). Wij sluiten af met een conclusie (par. 3).
No comments:
Post a Comment