Thursday 15 March 2012

Nederlands verdragsbeleid betreffende vermogensinkomsten en -winsten


Begin 2011 bood de staatssecretaris voor Financiën de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011 (hierna: Notitie) aan het parlement aan. Eén van de voornaamste aanleidingen voor de totstandkoming van de Notitie was het sluiten door Nederland van verdragen met laagbelastende landen uit het Midden-Oosten. Vanwege de verdelingswijze betreffende vermogensinkomsten en –winsten in deze verdragen en het belastingsysteem van deze landen maakten TK-leden zich namelijk zorgen over de budgettaire gevolgen van deze verdragen voor de Nederlandse schatkist. In de Notitie doet de staatssecretaris beleidsvoorstellen betreffende het aangaan van verdragsrelaties met andere landen, de toegang tot verdragsvoordelen en de verdelingswijze van heffingsrechten. Sinds begin 2011 is de Notitie besproken op een symposium, in het parlement, vooralsnog vooral in de Tweede Kamer, en in de literatuur. Het symposium bood geen ruimte voor een bespreking van de verdragsbeleidsvoornemens betreffende de verdelingswijze van heffingsrechten. Dit onderwerp kreeg bovendien in het parlement tot dusver beperkt aandacht. De aandacht bleef beperkt tot het toekennen van een ruimer heffingsrecht aan de bronstaat onder belastingverdragen met ontwikkelingslanden, het onthouden van verlaagde bronheffingen op dividenden en interest aan VBI’s en het verlangen van een onbeperkt bronstaatheffingsrecht met betrekking tot pensioenen. Wel besteedden de aan de Notitie gewijde bijzondere nummers van het MBB en het WFR enige aandacht aan de heffingsverdeling. Van de bijdragen aan deze nummers raken die van Albert en Brandsma op onderdelen aan het onderwerp van deze bijdrage. Deze bijdrage bespreekt de voorstellen inzake de heffingsverdelingswijze van vermogensinkomsten en –winsten. In par. 2 worden daartoe allereerst de beleidsvoorstellen betreffende vermogensinkomsten behandeld. De verdragsbepaling betreffende inkomsten uit onroerende zaken wordt daarbij buiten beschouwing gelaten aangezien de Notitie ten aanzien daarvan geen voorstellen doet. Vervolgens staat par. 3 in het teken van de voorstellen met betrekking tot vermogenswinsten. De bijdrage wordt met een conclusie in par. 4 afgesloten.

No comments:

Post a Comment