Monday 10 October 2011

Vergelijkbaarheid van lichamen in outboundsituaties onder het Europees recht


Voor de toepassing van art. 48 VWEU (Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie) (de vrijheid van vestiging) en art. 63 VWEU (de vrijheid van kapitaalverkeer) in outboundsituaties is het van belang vast te stellen dat een niet-ingezeten lichaam zich voor de toepassing van het Nederlands belastingrecht in een vergelijkbare situatie bevindt ten opzichte van een ingezeten lichaam. Pas wanneer sprake is van een vergelijkbare situatie moet de Nederlandse fiscus een neutrale fiscale behandeling verlenen. In de afgelopen jaren zijn de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet VPB 1969) en de Wet op de dividendbelasting 1965 (Wet DB 1965) op enkele punten aangepast naar aanleiding van jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie (HvJ) over dit onderwerp. Ook het Belastingplan 2012 kent een aanpassing van de Wet VPB 1969 op dit punt.
Het gaat bij deze aanpassingen veelal om de vergelijkbaarheid van ingezeten en niet-ingezeten lichamen. In deze bijdrage zal ik de vergelijking tussen ingezeten en niet-ingezeten lichamen in de jurisprudentie van het HvJ nader analyseren en vervolgens ingaan op een aantal (lopende) wijzigingen van de Nederlandse belastingwetgeving in verband met deze jurisprudentie. Deze aanpassingen zijn volgens de verstrekte toelichtingen tot stand gekomen onder druk van de ontwikkelingen in het Europees recht. Ik zal deze aanpassingen bespreken en toetsen aan de huidige stand van de jurisprudentie. Ik sluit af met een conclusie.

No comments:

Post a Comment