Ik wil een relatie met de Belastingdienst
In de film ‘Dead Man Walking’
overweegt een politieagent een non een bon te geven voor te hard rijden.
Hij ziet daarvan af omdat hij een jaar eerder een inspecteur van de
Belastingdienst had bekeurd en vervolgens werd geconfronteerd met een
intensieve en kostbare controle van zijn belastingaangifte. De
potentiële consequenties van het bekeuren van een non leek hij liever te
willen vermijden. Onwillekeurig dwaalden mijn
(fiscaal-juridische gedeformeerde) gedachten af naar de mogelijkheden
van de Belastingdienst om controles in te stellen. Een concrete
aanleiding in de vorm van een verdenking of zelfs maar een aanwijzing
van iets ‘fouts’ behoeft niet aanwezig te zijn. De Belastingdienst heeft
dus veel ‘freies Ermessen’ bij het invullen van deze bevoegdheid om te
controleren. Dat er keuzes moeten worden gemaakt spreekt voor zich; de
budgettaire ruimte van de Belastingdienst maakt dat een periodieke
controle van alle (ondernemende) belastingplichtigen illusoir is.
Capaciteit werd ingezet in branches waarin relatief veel contant geld
omgaat, in sectoren waarin een signaal moest worden gegeven (goudtand,
schuimkraag, vastgoed, uitzendbureau’s) of als er een concrete
aanwijzing was. De bevoegdheid om te kiezen welke ondernemer zou worden
gecontroleerd was slechts ‘ingeperkt’ door de beginselen van behoorlijk
bestuur. Als een inspecteur besluit de administratie te vorderen van
zijn ondernemende buurman staat hem dat in beginsel vrij. Als deze
informatievordering het gevolg is van wat geluidsoverlast in het
voorbije weekend, worden behoorlijkheidsnormen geschonden. Ook al is
geen sprake van een ‘voor bezwaar vatbare beschikking’ tot het
verkrijgen van inzicht in de administratie, de beginselen van behoorlijk
bestuur zijn op alle juridische en feitelijke handelingen van de
inspecteur van toepassing.
No comments:
Post a Comment