Saturday 24 April 2010

Ik wil een relatie met de Belastingdienst


In de film ‘Dead Man Walking’ overweegt een politieagent een non een bon te geven voor te hard rijden. Hij ziet daarvan af omdat hij een jaar eerder een inspecteur van de Belastingdienst had bekeurd en vervolgens werd geconfronteerd met een intensieve en kostbare controle van zijn belastingaangifte. De potentiële consequenties van het bekeuren van een non leek hij liever te willen vermijden.   Onwillekeurig dwaalden mijn (fiscaal-juridische gedeformeerde) gedachten af naar de mogelijkheden van de Belastingdienst om controles in te stellen. Een concrete aanleiding in de vorm van een verdenking of zelfs maar een aanwijzing van iets ‘fouts’ behoeft niet aanwezig te zijn. De Belastingdienst heeft dus veel ‘freies Ermessen’ bij het invullen van deze bevoegdheid om te controleren. Dat er keuzes moeten worden gemaakt spreekt voor zich; de budgettaire ruimte van de Belastingdienst maakt dat een periodieke controle van alle (ondernemende) belastingplichtigen illusoir is. Capaciteit werd ingezet in branches waarin relatief veel contant geld omgaat, in sectoren waarin een signaal moest worden gegeven (goudtand, schuimkraag, vastgoed, uitzendbureau’s) of als er een concrete aanwijzing was. De bevoegdheid om te kiezen welke ondernemer zou worden gecontroleerd was slechts ‘ingeperkt’ door de beginselen van behoorlijk bestuur. Als een inspecteur besluit de administratie te vorderen van zijn ondernemende buurman staat hem dat in beginsel vrij. Als deze informatievordering het gevolg is van wat geluidsoverlast in het voorbije weekend, worden behoorlijkheidsnormen geschonden. Ook al is geen sprake van een ‘voor bezwaar vatbare beschikking’ tot het verkrijgen van inzicht in de administratie, de beginselen van behoorlijk bestuur zijn op alle juridische en feitelijke handelingen van de inspecteur van toepassing. 

No comments:

Post a Comment